< Vorige Column index Volgende >

Column: Collectief Particulier Opdrachtgeverschap: zeggenschap, transparantie, vertrouwen en kwaliteit.

Auteur: Peter Verleg
Datum: 05-01-2011

Toevalligerwijs belandde op mijn bureau deze maand een rapport van de WRR “Vertrouwen in de buurt”. Het is aangeboden in 2005 aan minister-president J.P. Balkenende. Mij is niet duidelijk op welke wijze het rapport invloed heeft gekregen op het dossier woningmarkt van het toenmalige kabinet. Wel duidelijk is de heldere analyse van de WRR over de samenleving en de bijdrage die burgers kunnen leveren aan ‘herstel van vertrouwen’ indien zij daartoe uitgenodigd worden. De relatie die de Raad legt met het lokale beleid Ruimtelijke Ordening en de woningmarkt is in het rapport het uitgangspunt voor hun analyse en aanbevelingen. “Vertrouwen in de buurt” geeft inzicht in de manier waarop burgers effectief een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de buurt. Dit vergt visie en moed van lokale bestuurders, zeker in het perspectief van één van de aanbevelingen van de Raad: “Vernieuw de lokale democratie zodanig, dat initiatieven van-onder-op beter begrepen en gehonoreerd worden.” Sociaal vertrouwen en vertrouwen in de democratische instituties is afhankelijk van de wijze waarop burgers directer bij besluitvorming en politieke keuzen betrokken worden. Sociale cohesie is een fundament van onze samenleving. Betrokkenheid en zeggenschap van burgers bij de inrichting van de woonomgeving en de ontwikkeling van de woning, draagt bij aan het eigenaarschap en aan hun welzijn en welbevinden. “Dichtbij mensen” zegt SIR-55. Het lijkt vanzelfsprekend, maar de bouweconomie werkt vooralsnog niet vanuit deze principes. Rendementsdoelstellingen zijn voor gemeenten en marktpartijen te zeer leidend bij de inrichting van de openbare ruimte. Dit uitgangspunt blijkt in dit tijdsgewricht een hoge prijs te zijn. Vraag en aanbod staan onder druk, maar met name de grondprijzen laten zich nog niet leiden door dit economische gegeven.

De politiek en politiek verwante instituties, banken en ook de bouwsector kampen met een hardnekkig slecht imago. Het vertrouwen van de (woon-)consument is niet groot. Herstel van vertrouwen heeft in relatie tot de woningmarkt zeker te maken met het serieus nemen van de woonconsument. SIR-55 pleitte in de jaren ’80 – avant la lettre - voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap om de betrokkenheid, invloed en de zeggenschap van de woonconsument te borgen en te honoreren. Inmiddels – anno 2010 – kunnen 167 nieuwe initiatieven van SIR-55 in Nederland gerealiseerd worden in projecten. Er is beweging, maar er is nog een wereld te winnen in ‘herstel van vertrouwen’.

Onlangs is door SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) en de VEH (Vereniging Eigen Huis) een rapport uitgebracht over 10 jaar experimenteren in de zelfbouw. De conclusies in het rapport hebben betrekking op 57 SEV-projecten. De evaluatie heeft geen betrekking op projecten van SIR-55 en een vergelijking hiermee qua conclusies is gezien de schaalgrootte van de SEV-projecten, niet goed mogelijk. SEV en SIR-55 zijn eensgezind met hun pleidooi om de vormen van zelfbouw uitdrukkelijk meer kansen te geven in de woon- en structuurvisies van gemeenten. SIR-55 pleit sinds haar oprichting als particulier initiatief voor de noodzakelijke cultuuromslag in de bouwsector. Vastgesteld moet worden dat dit proces slechts langzaam vordert. Tegen de achtergrond van het eerder genoemde rapport van de WRR dient de noodzakelijkheid van de gewenste cultuuromslag zich nog nadrukkelijker aan. Wat zijn de motieven van gemeenten en marktpartijen om hieraan weinig aandacht te besteden? Onbekend maakt onbemind? En hoe kunnen wij dit doorbreken?

Uit de evaluaties van de SIR-55 projecten blijkt immers onverkort:

  • dat de gerealiseerde projecten een kwalitatieve bijdrage zijn aan de woningvoorraad in Nederland;
  • dat de projecten inspelen op behoeften en wensen van burgers;
  • dat de procesbegeleiding de kwaliteit van burgers benut;
  • dat de transparantie van het proces en de prijsvorming zeer gewaardeerd worden door de woonconsument en leidt tot maatwerk;
  • dat gemeenten na gebleken succes opteren voor herhaling;
  • dat het proces van CPO niet meer tijd neemt dan een regulier bouwproces;
  • dat het project een bijdrage levert aan sociale cohesie in de wijk;
  • dat schaalgrootte een aantoonbaar prijsvoordeel biedt indien de woonconsument gebruik maakt van de mogelijkheden van diensten waarin SIR-55 bemiddelt ten bate van de woonconsument;
  • dat kleinschalige projecten aantrekkelijk zijn voor de woonconsument vanwege de menselijke maat;
  • dat het imago van de bouwsector positief wordt beïnvloed door de tevredenheid van de woonconsument die woont in een woning en woonomgeving die kwaliteit uitstraalt.

Dienaangaande is het rapport van de WRR voor SIR-55 ‘een feest van herkenning en erkenning’. Voor gemeenten en marktpartijen wellicht een bron van inspiratie en duurzame samenwerking met SIR-55?

Peter Verleg
Voorzitter SIR-55